De Tilburgse telefooncel verdwijnt. 21 Stuks zag ik al die tijd over het hoofd. De laatste keer dat ik zo’n hokje gebruikte is al gauw 30 jaar terug.
In het buitenland, om pa en ma te melden dat de vlucht goed verliep en ik halverwege de week nog wel een keer zou bellen. Dat deed ik braaf, al wist ik op dat moment nog niet dat het zou zijn omdat de centen op waren en de vakantie nog niet. Of ze misschien…
Tegenwoordig laten we Jan en alleman weten hoe de vakantie verloopt, de aanvankelijk helemaal niet zo leuke foto’s halen we door een Instagram filter om vervolgens te delen met alle zogenaamde vrienden via Facebook. Ma informeren vergeten we per ongeluk, want zonder mobiel doe je niet mee in de familie-app.
Wetenschappers uiten hun zorg om deze collectief puberende samenleving. Niet alleen de telefooncel, ook het menselijk gesprek wordt met uitsterven bedreigd, of in elk geval voortdurend onderbroken. Je rekent je boodschap af bij die aardige kassajuffrouw? Grote kans dat je op je trillende mobiel reageert.
Gezellig met je gezin aan het eten? ‘Dit telefoontje moet ik echt opnemen, dat is een belangrijke klant!’ Logisch dat die pubers met gehaktbal tussen de kiezen de tijdlijn op hun smartphone gaan checken.’
Als 15-jarige gebruikte ik de draaischijftelefoon, aan de muur in de koude gang. Houd de boodschap kort, was het devies. En lukte dat niet, dan kregen we een waarschuwing met een tik op de deur van onze pa. ‘Loop er mar noar toe als ge lang wilt buurten’. Dat kon makkelijk, want die vriendin aan de lijn woonde tegenover ons.
We krijgen zo langzamerhand door dat we persoonlijk contact moeten koesteren. Het kwartje valt, maar dus niet meer in de Tilburgse telefooncel.
Tekst: Annemarie Holthausen
[Deze column is ook gepubliceerd in het Brabants Dagblad van 17 februari 2016]